API (aanspreekpunt integriteit)

Intro Aanspreekpunt Integriteit

  1. Inleiding

Voluntas organiseert inclusieve jeugdactiviteiten voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking of autisme. We willen een veilige, warme en respectvolle omgeving creëren waar iedereen zichzelf kan zijn. Integriteit staat hierbij centraal: we verwachten dat iedereen – medewerkers, vrijwilligers, ouders en deelnemers – met respect, zorg en verantwoordelijkheid met elkaar omgaat.

  1. Doel van dit beleid

Het integriteitsbeleid heeft als doel:

  • Een veilig klimaat te waarborgen voor alle deelnemers;
  • Grensoverschrijdend gedrag te voorkomen;
  • Duidelijke richtlijnen te geven aan vrijwilligers en medewerkers;
  • Vertrouwen op te bouwen tussen deelnemers, ouders en de organisatie.
  1. Onze kernwaarden
  • Respect: voor elke persoon, ongeacht beperking, achtergrond of gedrag.
  • Veiligheid: fysiek én emotioneel.
  • Verantwoordelijkheid: voor eigen gedrag en voor het welzijn van de ander.
  • Open communicatie: fouten mogen benoemd worden, zorgen worden besproken.
  1. Gedragsregels voor medewerkers en vrijwilligers

We verwachten van iedereen die betrokken is bij de werking dat zij:

  • Aansluiten bij de ontwikkeling, draagkracht en grenzen van elk kind of jongere;
  • Geen fysiek of verbaal geweld gebruiken;
  • Grenzen van kinderen en jongeren respecteren, ook bij affectief gedrag (bv. knuffelen gebeurt op hun initiatief en enkel als het gepast aanvoelt);
  • Zich bewust zijn van de kwetsbare positie van deelnemers;
  • Professionele afstand bewaren (bv. geen privécontact via sociale media zonder toestemming van de coördinator);
  • Zich onthouden van elke vorm van seksuele toenadering of intimiteit;
  • Ingrijpen bij onveilige of grensoverschrijdende situaties en deze melden aan de coördinator.
  1. Specifiek werken met vrijwilligers

Vrijwilligers zijn een waardevolle aanvulling op onze werking. We voorzien daarom:

  • Een grondige intake en kennismakingsgesprek;
  • Een gedragscode die ze ondertekenen;
  • Begeleiding en vorming over autisme en verstandelijke beperking;
  • Een aanspreekpunt bij vragen of zorgen;
  1. Preventie van grensoverschrijdend gedrag

We nemen preventieve maatregelen zoals:

  • Werken in duo’s (nooit alleen met een deelnemer);
  • Open en transparante communicatie binnen het team;
  • Evaluatie- en feedbackmomenten met vrijwilligers en begeleiders;
  • Een vertrouwenspersoon aanstellen binnen de organisatie.
  1. Meldingsprocedure bij incidenten

Indien er sprake is van (vermoedens van) grensoverschrijdend gedrag:

  1. Wordt dit onmiddellijk gemeld aan de coördinator of vertrouwenspersoon.
  2. Er volgt een gesprek met betrokken partijen.
  3. Indien nodig wordt externe hulp ingeschakeld (bv. hulplijn 1712, CLB, politie).
  4. We volgen de meldcode integriteit en zorgen voor verslaggeving.
  1. Vertrouwenspersoon

Glen Aerts is aangesteld als vertrouwenspersoon en aanspreekpunt voor integriteitskwesties. Hij is bereikbaar via glen.aerts@voluntas.be of 0493/25.51.06.

  1. Evaluatie

Dit beleid wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig aangepast in overleg met het team.

 

 

Integriteitsbeleid jeugdwerking

Dit document vormt het integriteitsbeleid voor een jeugdwerking voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking of autisme. Het beleid bevat concrete maatregelen om een veilige omgeving te creëren, met aandacht voor de rol van vrijwilligers en medewerkers.

1. Beleidspiramide integriteit

  • We baseren ons beleid op de beleidspiramide:
  • Kwaliteitsniveau: een duidelijke visie op omgaan met elkaar, vriendschappen, seksualiteit en het beschrijven van gewenst gedrag.
  • Preventieniveau: herkennen en verkleinen van risico’s via vorming en preventieve acties.
  • Reactieniveau: gepaste zorg, opvolging en herstel na incidenten.

2. Ernstinschattend systeem

  • We gebruiken het Sensoa Vlaggensysteem om gedrag te beoordelen aan de hand van zes criteria:
  • vrijwilligheid, gelijkwaardigheid, context, ontwikkeling, wederzijdse toestemming en impact.
  • We onderscheiden vier vlagkleuren: groen (oké), geel (licht grensoverschrijdend), rood (ernstig), zwart (zwaar grensoverschrijdend).

3. Rol van de Aanspreekpersoon Integriteit (API)

  • De API is het eerste aanspreekpunt bij vermoedens van grensoverschrijdend gedrag.
  • De API luistert, adviseert en verwijst door waar nodig, maar is geen hulpverlener of onderzoeker.
  • De API registreert meldingen en werkt actief mee aan het preventieve beleid.

4. Meldingsprocedure en reactiebeleid

  • We hanteren volgende fasen bij incidenten:
  • Melding (vermoeden, onthulling, vaststelling)
  • Situatie in kaart brengen
  • Inschatten van ernst (met intern/extern overleg)
  • Uitvoeren van gepaste maatregelen
  • Nazorg en evaluatie
  • Beleidsaanpassing op basis van inzichten uit incidenten.

5. Communicatie en draagvlak

  • We communiceren transparant met deelnemers, ouders en vrijwilligers.
  • De rol van de API wordt voorgesteld aan het begin van het werkjaar via infomomenten en infokanalen.
  • Het beleid wordt breed gedragen en bekendgemaakt via o.a. de website.

6. Vorming en ondersteuning van vrijwilligers

  • Vrijwilligers krijgen vorming rond omgaan met gedrag, integriteit, pesten en seksualiteit.
  • We gebruiken methodieken van onder meer Grenswijs, Pimento en Sensoa.
  • Vrijwilligers tekenen een gedragscode en ontvangen begeleiding.

7. Bijlagen en tools

  • Informatiefiches over gesprekstechnieken, pesten, agressie en discriminatie kunnen als bijlage toegevoegd worden.
  • Gebruik tools zoals het stappenplan van Pimento en het vlaggensysteem van Sensoa.

 

 

Protocol bij meldingen, vaststellingen en vermoedens

Dit protocol beschrijft de stappen die gevolgd worden wanneer er binnen de organisatie een vermoeden, vaststelling of melding van grensoverschrijdend gedrag of integriteitsschending ontstaat.

Fase 0 – Ontvangst van de melding

  • Situaties die onder deze fase vallen:
  • Vermoeden: iemand denkt dat er iets niet pluis is.
  • Onthulling: een kind/jongere of volwassene vertelt zelf over een incident.
  • Vaststelling: iemand is getuige van grensoverschrijdend gedrag.
  • Acties:
  • De persoon die de melding ontvangt (vrijwilliger, medewerker, ouder, deelnemer) brengt de API of verantwoordelijke op de hoogte.
  • Luister actief, zonder oordeel.
  • Beloof geen geheimhouding, maar leg uit wat er met de informatie zal gebeuren (discretieplicht, geen beroepsgeheim).
  • Noteer feitelijke informatie: wie, wat, waar, wanneer, hoe.
  • Gebruik eventueel een intern meldingsformulier.

Fase 1 – Situatie in kaart brengen

  • Door de API (in samenspraak met verantwoordelijke indien nodig):
  • Voert een eerste inschattingsgesprek met de melder en indien mogelijk met betrokkenen.
  • Beoordeelt de ernst van de situatie aan de hand van het vlaggensysteem (groen – geel – rood – zwart).
  • Bepaalt of er onmiddellijk actie of veiligheid nodig is.

Fase 2 – Overleg en inschatting

  • Bij lichte situaties: API geeft advies aan de eerste lijn (leiding, monitor) over pedagogische opvolging.
  • Bij ernstigere situaties: de API organiseert een intern overleg of schakelt externe expertise in (bv. hulplijn 1712, Vertrouwenscentrum Kindermishandeling).
  • Inschatting wordt geregistreerd, zonder onnodige verspreiding van informatie.

Fase 3 – Actie en opvolging

  • Er wordt beslist over de gepaste reactie: bv. gesprek met betrokkenen, begeleiding, bijsturing, maatregelen, eventueel doorverwijzing naar hulpverlening of politie.
  • De betrokkenen worden op de hoogte gehouden.
  • De API ondersteunt het eerstelijnsniveau bij de uitvoering van maatregelen.

Fase 4 – Nazorg

  • Opvang en opvolging van betrokkenen (kinderen, jongeren, vrijwilligers).
  • Organiseren van individuele of groepsgesprekken waar nodig.
  • Aandacht voor het herstel van vertrouwen en veiligheid.

Fase 5 – Evaluatie en beleid

  • De API of coördinator evalueert het proces met betrokkenen.
  • Incidenten worden geanalyseerd op mogelijke structurele oorzaken.
  • Beleidsaanpassingen worden voorgesteld aan het bestuur.

Belangrijke principes

  • Discretie: deel enkel wat nodig is (“need to know, not nice to know”).
  • Geen waarheidsvinding door de organisatie: enkel inschatten, luisteren, begeleiden.
  • Laagdrempeligheid: kinderen en jongeren moeten weten bij wie ze terechtkunnen.
  • Meldingsbereidheid verhogen door openheid en veiligheid in de communicatie.

 

 

Meer info over…

Discretieplicht vs. beroepsgeheim

Kenmerk

Discretieplicht

Beroepsgeheim

Wie?

Iedereen in een professionele of vrijwilligerscontext met een vertrouwensfunctie

Enkel bepaalde wettelijk bepaalde beroepen (bv. artsen, psychologen, advocaten, maatschappelijk werkers)

Wettelijke basis

Geen specifieke wet, maar volgt uit de zorgvuldigheidsplicht en deontologie

Artikel 458 Strafwetboek

Wat houdt het in?

Gedeelde informatie moet zorgvuldig en vertrouwelijk behandeld worden, maar mag gedeeld worden met anderen die mee verantwoordelijkheid dragen

Informatie mag in principe nooit gedeeld worden, behalve in uitzonderlijke gevallen (zoals gevaar)

Mag je iets doorgeven?

Ja, indien het noodzakelijk is voor goede opvolging (“need to know”)

Nee, tenzij: toestemming cliënt, gevaar voor derden, wettelijke meldingsplicht

Voorbeeld in jeugdwerk

Een vrijwilliger hoort van een deelnemer dat die thuis vaak verdrietig is. Hij/zij meldt dit bij de API of coördinator.

Een psycholoog hoort dit tijdens een therapiesessie en mag dit niet zomaar doorgeven.

Sanctie bij schending?

Interne sancties, vertrouwensbreuk, ontslag, reputatieschade

Strafrechtelijke vervolging mogelijk (boete of gevangenisstraf)

 

In de context van jeugdwerk (zoals API’s, coördinatoren, vrijwilligers):

  • Je hebt geen beroepsgeheim, tenzij je een gereglementeerd beroep uitoefent.
  • Je hebt wel discretieplicht: alles wat je hoort of ziet moet met grote zorg worden behandeld.
  • Informatie mag intern gedeeld worden (bv. met een collega, API of bestuurder), maar alleen als dat nodig is om actie te kunnen ondernemen of veiligheid te garanderen.
  • Je bent verplicht te melden als je weet hebt van een ernstig strafbaar feit dat iemands veiligheid in gevaar brengt (zoals mishandeling of misbruik bij een kind) — anders riskeer je “schuldig verzuim”.

 

Belangrijk advies voor jeugdwerkers en vrijwilligers:

  • Zeg nooit “ik beloof je dat ik dit aan niemand vertel”.
  • Zeg wel: “Ik ga hier vertrouwelijk mee om, maar als ik denk dat jij of iemand anders in gevaar is, ga ik het bespreken met iemand die kan helpen.”

 

Rol van de ouders bij kinderen jonger dan 12 jaar vs. ouder dan 12 jaar

Thema

Kind < 12 jaar

Kind ≥ 12 jaar

Ouderlijke toestemming nodig voor hulp

Ja, ouders moeten instemmen met gesprekken of doorverwijzing.

Meestal ja, maar kinderen krijgen meer inspraak. Bij bepaalde hulpverlening kunnen ze ook zelf beslissen.

Ouders betrekken bij meldingen

Verplicht, tenzij het in het belang van het kind is om dat niet meteen te doen (bv. bij mishandeling thuis).

In principe wel, maar het kind heeft recht op inspraak en kan soms zelfs weigeren dat ouders betrokken worden.

Privacy van het kind

Beperkt – ouders hebben recht op informatie over hun kind.

Groter – het kind heeft recht op privacy, en sommige info mag niet zonder toestemming gedeeld worden.

Instemming voor verdere stappen

Ouders moeten instemmen met actie of hulpverlening.

Kind wordt actief betrokken. Soms volstaat instemming van het kind zelf (bv. bij hulp via CLB vanaf 12j).

Gesprekken met de API

API informeert en betrekt ouders standaard.

API overlegt eerst met het kind of het akkoord is dat ouders betrokken worden, tenzij er acuut gevaar is.

 

Vuistregels voor jeugdwerk en API’s

  • Onder 12 jaar: ouders zijn bijna altijd eerste aanspreekpunt en beslissingsnemers. Je betrekt hen standaard, tenzij er sterke redenen zijn om dat uit te stellen (bv. risico op escalatie).
  • Vanaf 12 jaar: het kind krijgt een stem in wat er met de informatie gebeurt. API’s en begeleiders moeten hier zorgvuldig mee omgaan.
    • Vraag expliciet: “Wil je dat we je ouders hiervan op de hoogte brengen?”
    • Leg uit dat je, bij ernstig gevaar, verplicht bent hen te informeren – ook zonder toestemming.

 

Uitzonderingen

  • Bij acuut gevaar (bv. mishandeling door een ouder), mogen ouders tijdelijk niet geïnformeerd worden zolang dit het kind beschermt.
  • Als een kind handelingsbekwaam wordt geacht (meestal rond 14-16 jaar, afhankelijk van de maturiteit), kan het zélf hulp vragen zonder ouderlijke toestemming.